Dat kippen kunnen lijden onder hete temperaturen is intussen algemeen geweten. Nu de zomermaanden naderen, wil het COOLCHICKS-team de pluimveehouders waarschuwen zich tijdig voor te bereiden op mogelijke momenten van hitte(stress). Maar wanneer spreken we nu van hittestress en hoe kan je dat het beste meten in de stal? In dit artikel wordt dieper ingegaan op de meetmethode, de locatie van de voelers en de interpretatie van het stalklimaat.
COOLCHICKS
Het VLAIO-LA traject COOLCHICKS heeft tot doel de gezondheid en het welzijn van pluimvee te verzekeren op warme en hete dagen. In het project worden daarvoor concrete actieplannen opgesteld waarbij bestaande en nieuw vergaarde kennis gecombineerd worden. Dit is geen overbodige luxe want pluimvee is zeer gevoelig aan hittestress en de gevolgen ervan kunnen ernstig zijn zoals verminderde productieresultaten en dierenwelzijn, een gedaalde kwaliteit van de eindproducten, maar ook (hoge) sterfte in de stal.
Wees voorbereid!
Diverse maatregelen zijn mogelijk om hittestress te voorkomen of te reduceren maar in de eerste plaats is het zeer belangrijk om de nodige voorbereidingen te treffen. Werkt alles wel naar behoren? Regelmatige controle van de meetapparatuur, koelsystemen en ventilatie is sterk aangewezen zodat je niet voor onaangename verrassingen komt te staan wanneer je ze dringend nodig hebt. Nauwkeurige meetapparatuur is onmisbaar in de stal, maar wordt vaak en langdurig blootgesteld aan externe invloeden zoals stof en vocht, en moet ook af en toe tegen een stootje kunnen. Het is daarom belangrijk de sensoren regelmatig te controleren zodat accurate metingen verzekerd zijn. Ook de koelsystemen vragen onderhoud. Bij natte koeling kan immers kalkaanslag of een biofilm ontstaan. Zorg bijkomend voor een goed werkend alarmsysteem en hou een noodgenerator achter de hand die ingeschakeld kan worden bij een stroompanne.
Factoren die hittestress beïnvloeden
Hittestress wordt vaak voorspeld aan de hand van de temperatuur, maar de hittebeleving van kippen hangt ook af van andere factoren zoals de relatieve vochtigheid (RV) en luchtsnelheid.
Kippen verliezen hun warmte vooral via waterverdamping (ademhaling). Dat betekent dat de RV een grote rol speelt in het al dan niet ontstaan van hittestress. Besteed hier aandacht aan bij het gebruik van natte koeling, en zet de koeling uit indien de RV boven de 75% stijgt.
Ook luchtsnelheid is belangrijk: een hogere luchtsnelheid heeft een afkoelend effect en helpt de warmte rond de kippen (in het microklimaat) beter af te voeren. Dit microklimaat kan sterk verschillen afhankelijk van de locatie in de stal en wordt mee bepaald door het ventilatiepatroon. Vaak zien we dan ook gedragsverschillen binnen eenzelfde stal. In een stal met lengteventilatie hijgden de dieren meer naarmate ze zich verder van de inlaat bevonden. In een stal met nokventilatie hijgden de dieren vooral in de hoeken van de stal en vlak onder de uitlaat. Indien nodig kan een rookproef worden uitgevoerd om het ventilatiepatroon te verbeteren en kunnen recirculatieventilatoren strategisch worden geplaatst.
THI
In een voorgaand artikel werd de THI, de temperature-humidity index, reeds besproken als maat voor hittestress. Deze THI wordt berekend met een formule die temperatuur en RV combineert. Op de COOLCHICKS-pagina kan je de THI in je stal berekenen, de grenswaarden bekijken en kan je ook een overzicht bekijken met mogelijk te nemen maatregelen.
Plaatsing sensoren in stal
Metingen in de stal moeten op dierniveau (op ca. 50 cm hoogte) uitgevoerd worden. Dit zorgt voor geregistreerde waarden, representatief voor de omstandigheden die de kippen daadwerkelijk ervaren. Bijkomend kunnen temperatuur en RV sterk variëren binnen een stal en moet dus zorgvuldig nagedacht worden over de plaatsing van de sensoren.


Staat een sensor immers dicht bij de luchtinlaat met verneveling, dan kan het verkoelend effect overschat worden. Beter is om de sensor te hangen op een (theoretisch) warmere plek in de stal. Wil je echt een volledig beeld krijgen van de temperatuurvariatie in de stal, dan is het ideaal om (minstens) 2 sensoren op te hangen: eentje op de theoretisch koelste en warmste plaats van de stal. Deze locaties kunnen ook afhangen van het gebruikte ventilatiepatroon in de stal.
In fig.1 is te zien dat in een stal met lengteventilatie de sensor, die verder verwijderd is van de inlaat, de hoogste temperatuur weergeeft. Dit komt ook overeen met de locatie waar de meeste kippen aan het hijgen waren (zie boven). In fig.2 is te zien dat de waarden tussen de 4 sensoren in een stal met nokventilatie verschillend waren. Dit kan mogelijks verklaard worden door de ventilatiestrategie, de oriëntatie van de stal, de positie van de recirculatieventilatoren of de positie van de uitlaatkoker. Ideaal zou zijn om ook nog een sensor te hangen in het midden van de stal, om ook daar een beeld te krijgen van het microklimaat.
Besluit
Hittestress vormt een serieuze uitdaging voor de pluimveesector, maar met de juiste monitoring en maatregelen kan de impact beperkt worden. De THI-index is een waardevol hulpmiddel om tijdig in te grijpen en zo het welzijn en de productiviteit van de dieren te beschermen. Meetapparatuur moet regelmatig onderhouden worden en op een correcte manier in de stal geplaatst worden. Meten is weten, en door de metingen slim te combineren met observaties van diergedrag en prestaties, kunnen gerichte maatregelen op tijd worden genomen om hittestress te minimaliseren. Op warme zomerdagen kan dit letterlijk levens redden.
Auteurs: Renée De Baets & Evelyne Delezie (ILVO) – Karolien Langendries (Pluimveeloket) – Kris De Baere & Tom Van Hertem (Proefbedrijf Pluimveehouderij)