De Deskundigengroep Dierziekten heeft onlangs een inschatting gemaakt van de kans op verspreiding van het vogelgriepvirus tussen bedrijven onderling bij verschillende types vervoer binnen een drie-kilometer-beperkingszone. Dit op verzoek van de minister van LNV. De inschatting is gemaakt met het oog op eventuele ontheffingen voor pluimveehouders die door beperkingen in de knel zitten.
Bij het toestaan van transportbewegingen in een beperkingszone vanwege vogelgriep zal de kans op verspreiding van virus in deze zone toenemen. Op verzoek van minister Staghouwer van LNV vergeleek de Deskundigengroep Dierziekten vijf types vervoer en gaf aan hoe ze relatief scoren als het gaat om het risico op verspreiding van vogelgriep. De verschillende types vervoer, van hoog naar laag risico.
1. Verplaatsen van opfokleghennen: hoog risico
Het verplaatsen van opfokleghennen geeft volgens de deskundigen de grootste kans op virusverspreiding. Het risico is groot, omdat het hier gaat om levende dieren die niet altijd even duidelijk klinische verschijnselen tonen. Daarnaast leidt het vervoer tot veel contacten door medewerkers bij het vangen, het vervoer van kratten/containers en weer uitladen. Het risico kan verkleind worden door het strikt opvolgen van alle hygiënemaatregelen.
2. Vleeskuikens naar de slachterij: medium risico
Vervoer van vleeskuikens naar de slachterij wordt als medium ingeschat. Het risico ontstaat vooral door het feit dat besmette dieren onderweg virusdeeltjes uitscheiden waardoor andere bedrijven op de route besmet raken. Daarnaast zijn er bij afvoer naar de slacht ook vangploegen met bijbehorende materieel bij, die van bedrijf naar bedrijf gaan. Het risico is te verkleinen door de afvoer van vleeskuikens op één dag te laten doen, door één en dezelfde vangploeg, waarbij alle hygiënemaatregelen strikt worden nageleefd. Tussentijds uitladen wordt als een extra risico gezien.
3. Afvoer van consumptie-eieren: laag risico
Wanneer consumptie-eieren naar een locatie zonder pluimvee worden gebracht, is het risico op besmetting klein. Als hierbij 1-op-1 gewerkt wordt en reiniging en desinfectie gebeurt netjes, dan wordt het risico van versleep naar andere bedrijven aanzienlijk verkleind.
4. Broedeieren naar de broederij: laag risico
De afvoer van broedeieren van een pluimveebedrijf naar de broederij wordt door de deskundigen als een laag-risicofactor ingeschat. Op vermeerderingsbedrijven is de hygiëne doorgaans beter op orde dan bij een legbedrijf voor consumptie-eieren.
5. Eendagskuikens vanaf de broederij: laag risico
De afvoer van eendagskuikens vanaf de broederij wordt qua ranking het laagst geplaatst. Daarbij is er weinig verschil tussen 18-dagen bebroede eieren en eendagskuikens. Volgens de deskundigengroep zijn er vanuit het verleden nauwelijks infecties toe te schrijven aan vervoer van eendagskuikens en broedeieren. Dit komt onder anderen door de tijd die zit tussen het inleggen van eieren en het uitkomen ervan. Als er al problemen zijn, dan wordt dit snel opgemerkt doordat de eieren niet uitkomen. De kans op kruisbesmetting op een broederij wordt klein geacht, doordat interne bewegingen op de broederij goed gecontroleerd zijn.
De Deskundigengroep Dierziekten
De Deskundigengroep Dierziekten is een belangrijk adviesorgaan voor de minister van LNV als het gaat om de preventie en bestrijding van dierziekten. De groep bestaat uit epidimiologen, virologen en dierenartsen.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Ruben Lijzenga